We zijn aan het eind van de jaren 50.
Machinebouw professor John Arnold neemt industrieel ontwerper Bob McKim aan op universiteit van Stanford.
Het zijn pioniers: Ze willen hun studenten creatiever leren denken.
Hun lessen zijn experimenten om erachter te komen hoe dat het beste werkt.
De inzichten die ze opdoen zijn de grondbeginselen van wat later design thinking wordt
In 1963 overlijdt Arnold aan een hartaanval – hij is dan 50 jaar.
McKim bouwt voort op zijn werk. Hij gaat aan de slag met een suggestie van Arnold om een cursus visueel denken te ontwikkelen.
Het wordt een zoektocht: Wat ís visueel denken eigenlijk?
Hij gaat te rade bij de Gestalttheorie, bij psychologen die zich bezighouden met de waarneming en bij tekenaars.
Maar het meest leert hij van zijn studenten
McKim doet tientallen oefeningen met ze om hun visuele denkvermogen te verkennen. Ze stellen zich voor hoe ze een vogel inademen: om controle te krijgen over hun geestesoog. En ze noteren hun dromen: om te kunnen schakelen hun bewuste en hun onbewuste.
Hij leert ze tekenen:
Het potlood van zijn studenten moet een verlengstuk van henzelf worden
Zoals de hamer van een timmerman. Want denken doe je niet alleen met je hersenen, maar met je hele lichaam – en in interactie met de wereld om je heen.
Tegenwoordig noemen we dat embodied cognition
Als je een slurf en stompe poten hebt, bedenk je een andere manier om een tak van een boom te krijgen dan met handen en voeten.
In 1972 publiceert McKim Experiences in Visual Thinking
Het is een caleidoscopisch boek met tientallen oefeningen uit zijn cursus. Hij verbindt zijn inzichten met het werk van Arnold en met ideeën uit de psychologie, de filosofie en de kunst. Het boek is alleen nog tweedehands verkrijgbaar. In 2016 maakte ik er een visuele samenvatting van.
Het doel van het boek is om je flexibel te leren denken
De oefeningen helpen je om uit je vaste manieren van kijken te komen – en om nieuwe ideeën te ontwikkelen.
Het visueel werken dat je nu in organisaties ziet is gericht op het overzichtelijk neerzetten van bestáánde ideeën. De meeste mensen die zakelijk tekenen doen dat om hun verhaal beter te communiceren.
Hoe dénk je visueel op de manier van McKim?
Je begint met een vraag die je bezighoudt: Iets dat je wilt veranderen, maar waarvan je nog niet weet hoe.
Laat je ogen, je hersenen en je handen samenwerken om die vraag beet te pakken
Dat gebeurt op drie manieren:
1. Vertraag je blik
Onze ogen zijn geen passieve camera’s.
Samen met onze hersenen zoeken ze voortdurend naar patronen. Wat je ogen registreren match je automatisch met wat je al kent, en dat gaat razendsnel.
Meestal werkt dat prima
Van een boom hoef je niet meer te registreren dan een groene blob op een stokje om er niet tegenaan te lopen.
Maar ook als het ingewikkelder wordt wil je brein kort door de bocht
Bijvoorbeeld als er iets speelt in je werk, of elders in je leven. We willen snel een oplossing – en dan zien we niet goed wat er écht aan de hand is.
Hoe kíjk je beter?
Draw to see, zegt McKim.
Kijk eens naar wat er voor je staat: Als je het natekent zie je hoe het er écht uitziet.
Daarvoor hoef je niet te léren tekenen
Het gaat het niet over techniek, of dat het mooi wordt.
Teken desnoods iets na zónder op je papier te kijken. Kijk naar de contouren van het voorwerp en gebruik je ogen als een seismograaf.
Nee, een vraag waar je over nadenkt kun je niet nátekenen
Maar je kunt hem wel in kaart brengen – en er rustig naar kijken. Zonder dat je meteen een antwoord hoeft te hebben.
En dat kan op allerlei manieren.
2. Bekijk verschillende invalshoeken
Neem een vraag over je hoe je iets in je organisatie voor elkaar krijgt. Je kunt een organisatie op talloze manieren in beeld brengen. Teken je bijvoorbeeld een schema, een concreet plaatje, of een metafoor: bijvoorbeeld één uit de klassieker Images of Organization van Gareth Morgan?
En hoe ziet een ander dat?
Dit is maar een greep uit de manieren waarop je een organisatie neer kunt zetten:
Als je een onderwerp op verschillende manieren op papier zet, leer je het steeds beter kennen. Elke manier van weergeven creëert een andere ruimte waarin je over het functioneren van je organisatie, je team of jezelf nadenkt. Zo krijg je steeds scherper wat er speelt en waar het je om gaat.
En als je een stapel tekeningen hébt kun je nog een stap verder.
3. Gebruik je tekeningen als voertuig voor je gedachten
In je hoofd kun je niet twee plaatjes naast elkaar zien, hoe goed je geheugen ook is.
Tekeningen kun je naast elkaar leggen, je kunt ze vergelijken, groeperen, de volgorde veranderen. Als je een tekening ziet gaan je ogen vanzelf op zoek naar samenhang én ze zien wat er mist.
Net als in het prototyping dat zo belangrijk is in design thinking
Ontwerpers maken vroeg in het proces prototypes om te zien of een idee werkt. En als dat niet zo is zien ze waar het hem in zit en passen ze het aan.
Ook schetsen kun je makkelijk veranderen: Maak een onderdeel groter, teken er iets bij, haal iets weg, of verplaats het. Dan krijg je nieuwe associaties: Je ziet bijvoorbeeld een verband tussen 2 elementen die per ongeluk naast elkaar staan.
En dan kom je op andere ideeën over waar je met je organisatie heen wilt, wat de rol van je team is, of die van jou.
Kortom: Als je tekent denk je anders dan als je schrijft of rekent – en dat kun je direct toepassen
Neem een onderwerp waar je écht iets mee wilt. Maak op losse blaadjes snelle schetsen van wat er bij je opkomt – leg ze naast elkaar en kijk op welke ideeën het je brengt. Tips om snel iets op papier te krijgen kun je hier vinden.
En in deze plaat vind je de 3 stappen uit het blog op een rij – met tips hoe je ze kunt loslaten op de vraag die jou bezig houdt. Klik erop voor een printbare pdf.
Kom je niet verder?
We kunnen ook een keer visueel sparren – live of online. Dan brengen we je vraag samen in kaart en kijk ik met je mee.